Trots op Oostende pleit voor een realistisch integratiebeleid met als belangrijkste speerpunt: de kennis van het Nederlands

Oostende is een centrumstad, met een zeer diverse bevolking. Je hebt rasachte, geboren en getogen Oostendenaars, de zogenoemde ‘aangespoelden’ en ook mensen van buitenlandse afkomst. Migratie is van alle tijden en geen kraan die je zomaar open of dicht kunt draaien. Trots op Oostende is er zich van bewust dat migratie uitdagingen met zich meebrengt. We kiezen voor een aanpak die pijnpunten eerlijk benoemt en we gaan op zoek naar oplossingen, zonder bepaalde bevolkingsgroepen met de vinger te wijzen.

We kiezen voor een stad waarin iedereen – zowel geboren en getogen Oostendenaars als nieuwe inwoners – gelijke kansen krijgt. Dit betekent dat rechten en plichten hand in hand gaan, en integratie nodig is.

De uitdaging voor Oostende: de afkomst van de grootste groep nieuwkomers

In Oostende ligt de grootste uitdaging in de afkomst van de grootste groep nieuwkomers. Het merendeel komt uit Afghanistan, een land dat al jarenlang geteisterd is door oorlog en onderdrukking. De taliban kondigde recent nieuwe regels af voor vrouwen, hun rechten staan zwaar onder druk, jonge meisjes mogen niet langer naar school. Wie hier komt wonen heeft vaak zijn leven gewaagd voor vrijheid en veiligheid. Dit vraagt om begrip en ondersteuning.

Vijf pijlers voor integratie

Lijsttrekker Bart Tommelein is duidelijk. Nederlands leren is altijd de eerste stap. “Kennis van het Nederlands is cruciaal om elkaar te begrijpen en om te kunnen samenleven. We zijn ons bewust van het feit dat het aanbod aan taallessen soms de vraag niet kan volgen. We zullen investeren in extra Nederlandse lessen, ook Vlaanderen moet daar meer in investeren. We doen beroep op vrijwilligers en buddy’s en gaan in overleg met bedrijven om taallessen op de werkvloer aan te bieden.”

Volgens Bashir Arash ligt de grootste uitdaging in het bereiken van nieuwkomers, hiervoor wil Trots op Oostende inzetten op toeleiders uit de gemeenschap. “Zij informeren en motiveren mensen om zo snel als mogelijk de weg richting integratie in te slaan. De ‘toeleiders in diversiteit’ hebben voldoende kennis om de juiste informatie over te brengen en kunnen een voorbeeldrol opnemen. We merken dat dit in andere steden goed werkt, waardoor het integratieproces vlotter verloopt.”

De jeugd is onze toekomst. Leerlingen die thuis geen Nederlands spreken hebben dubbel zoveel kans op achterstand op school of het voortijdig schoolverlaten zonder diploma. “Wat Trots op Oostende betreft is deelname aan het kleuteronderwijs essentieel, maar het is ook belangrijk dat we jonge kinderen ondersteunen als ze thuis onvoldoende kansen hebben om Nederlands te spreken. Daarom willen we taalbadklassen organiseren zodat jonge kinderen sneller het Nederlands onder de knie krijgen”, zegt Margot Lamote, voormalig leerkracht.

In onze maatschappij zijn vrouwen gelijk aan mannen. Ze hebben dezelfde rechten en krijgen dezelfde kansen. “Die gelijkheid voor vrouwen vind je lang niet overal ter wereld en nieuwkomers zijn hier niet altijd van op de hoogte”, zegt Nadia Kozem. “We moedigen vrouwen aan om hun rol in de samenleving op te nemen, ook zij moeten de taal leren.” We zien hiervoor een unieke rol weggelegd voor hulpverleners en de artsen van AZ Oostende, meer specifiek om vrouwen toe te leiden naar taallessen en de arbeidsmarkt. “Iedereen wordt ziek, heel veel jonge vrouwen komen naar het ziekenhuis om te bevallen. Het is een unieke kans om hen op deze manier kennis te laten maken met het Nederlands”, aldus Anneleen Fransen.

Volgens Haroun is het een gemiste kans dat nieuwkomers niet altijd mogen werken. “We pleiten voor snellere toegang tot de arbeidsmarkt voor nieuwkomers, omdat werk een belangrijke stap is naar integratie. Federale regels verbieden hen soms een baan te nemen. Een taal leren doe je niet alleen op schoolbanken, maar ook op de werkvloer. Trots op Oostende roept de hogere overheid op om de mogelijkheden voor werk voor nieuwkomers te verruimen, zodat zij sneller aan de slag kunnen op de arbeidsmarkt.”